Het einde van het jaar 2016 komt al weer in zicht. Tijd om na te denken over de zogenaamde vrije ruimte van de werkkostenregeling. In de vrije ruimte worden vergoedingen en verstrekking die niet fiscaal onbelast zijn ondergebracht. Het is van belang om nu al te kijken hoeveel van die vrije ruimte al is gebruikt en wat nog ‘besteedbaar’ is. Het gedeelte dat nog ‘besteed’ kan worden is wel aan voorwaarden gebonden.

Wat alsnog aan de werknemer wordt verstrekt om de ruimte ‘op te vullen’ moet voor de uitbetaling aangemerkt worden als eindheffingsloonbestanddeel voor de vrije ruimte. Bovendien moet de betaling betrekking hebben op wat gebruikelijk is binnen het bedrijf om te verstrekken, ook in vergelijking met concurrent-collega bedrijven. Hierbij zijn er ook nog een aantal vereisten waaraan voldaan moet worden.

Het door staatssecretaris Wiebes gepromote bedrag van € 2.400 als doelmatigheidsgrens is in een recent arrest van de Rechtbank Noord-Nederland (lees: Haarlem) onderuit gehaald. Uit dit arrest blijkt dat niet getoetst wordt aan een bedrag maar dat er getoetst wordt of de verstrekking ongebruikelijk is. De gebruikelijkheidtoets gaat voor. Dus zo maar ‘opvullen’ tot € 2.400 per werknemer met als argument dat dit voor de Belastingdienst handig is, is voor de rechter niet het geval.